Het was al zaterdagavond en donker buiten wanneer we arriveerden op de boerderij. Onderweg hadden we Isouria opgepikt bij de Heighers. Morgen ging ik nog voor zonsopgang opstaan om mijn kleren te wassen en de paarden ook te wassen. Dan zouden Levane en Lucas arriveren. Ze bleven tot maandagochtend en samen met Aeneas zouden ze vertrekken. Ik kreeg zelfs de tijd niet meer om zelfs aan het boek te denken. Van zodra ik tijd had, moest ik weer verder lezen.
Ik was nog steeds bang om verder te lezen. Al deze geheimen die ontrafeld waren, het kon bijna niet waar zijn. Als het waar was, dan wist moeder al die tijd al wat ik deed in het Woud.
En dan hadden we Darwin. Wie was hij, wat kon hij en waarom deed hij het? Ik dacht terug aan die avond op Samhain, toen ik een beeld had gekregen van een gitzwart paard met Darwin erop. Het angstgevoel nam mij de adem weg. Wat als het echt Darwin geweest was, maar hij op een of andere manier onzichtbaar was? Toen ik terug naar mijn kamer ging stond Isouria vreemd uit het raam te kijken. Ik kreeg er kippenvel van.
Lucas en Levane kwamen in een kleine koets met een donkerbruin paard ervoor gespannen.
“Dag Levane! Dag Lucas!” riepen Georg en ik in koor. Ik gaf Levane een knuffel en wou haar broer de hand schudden, maar hij nam mij gretig in een stevige omhelzing. Even later kwam ook Aeneas af op zijn paard, die hij achterliet in ons weiland. We legden onze mand met notenbrood, confituur, taart en alle andere benodigdheden in de kleine koets en vertrokken.
Isouria wou bij moeder blijven en moeder wou thuis blijven, dus lieten we hun begaan. Met vijf opeen gepropt in de veel te kleine koets (hij was maar voor twee personen gemaakt) vertrokken we naar het Matin Lake. Het grote meer lag op amper een kwartier van ons huis. We stopten op de open plek naast het bos en laadden alles uit. Levane en ik namen het grote doek en legden het op het vochtige gras.
“Met drie sterke, gezonde en aantrekkelijke kerels bij jullie!” riep Lucas uit.
“Haal je maar niets in je hoofd, broer. Wij laten niet met ons sollen!” We lachten het uit toen hij bijna over zijn eigen voeten struikelde. Hij wierp ons een waarschuwende blik toe.
“Vrees niet, Ladies, ik en Aeneas hebben namelijk voor een verrassing gezorgd, nietwaar?”
Aeneas knikte en haalde een gitaar uit de kofferbak. Lucas haalde zijn altviool te boven.
“Als de dames wat muziek wensen?” Hij grijnsde en boog voor ons. We lachten hem uit, de arme jongeman.
“Ik wil ook wel muziek hoor!” zei mijn broer plots.
“Oké dan, maar voornamelijk voor de dames, lieverd,” zei Lucas tegen mijn broer. Aeneas zat al klaar en begon te spelen. Lucas kwam een poos later in het liedje met zijn altviool. Dat was een bekend liedje! We stonden alle drie recht en begonnen te dansen en te zingen.
Meneer Brow leefde in de bergen
de bergen van Antrim
in de bergen stond een herberg
de herberg van Antrim
Daar dronk Brown, daar dronk hij
het beste bier van de streek
Hij danste en maakte de avond bont
wij dansten mee, ook tijdens de week!
Het liedje ging nog verder maar we konden niet stoppen met lachen en gaven de twee jongens een oorverdovend applaus. Daarna aten we wat. Levane en ik wisselden onze boeken uit en bespraken vanalles en nog wat. Ze hield blijkbaar van tekenen en maakte een erg mooi portret, wat later een plekje zou krijgen in mijn kamer. Lucas, Georg en Aeneas gingen zwemmen in het meer.
“Ik moet je wat vertellen, Rose. Iets wat nog niemand van mijn familie weet.” Ik keek haar aan en knikte.
“Ik kreeg een week geleden een huwelijksaanzoek.”
Mijn mond viel bijna open. Ze praatte snel verder.
“Hij is twintig en een pottenbakker. Hij heeft kastanjebruine ogen en is zo verliefd op me. En ik ben tot over m’n oren verliefd op hem.” Ze straalde van trots. Ik klapte in mijn handen en omhelsde haar.
“Ik, ik ben gewoon sprakeloos!” en dat was ook de waarheid. “Maar… ik ben bang dat vader het nooit goedkeurt… we hebben ook geen geld zie je, en nu moeder…” Ze haakte af en haar adem stokte.
“… nu moeder er niet meer is, zit er in het komende jaar geen huwelijk in denk ik…”
“Levane, ik ken je vader. Hij is streng maar rechtvaardig. Misschien kan je het best gewoon even voorstellen. Wie weet zal hij zelf misschien euforisch zijn, je kan nooit weten…”
Op dat moment kwamen de jongens terug. Lucas zijn voet bloedde en hij leunde met een vertrokken gezicht op Aeneas. Georg vertelde me dat hij zijn voet op een scherpe steen had gezet in het water. Ik liep ernaartoe en hielp hem zitten.
“Rose, jij kan goed met kruiden overweg. Ga er zoeken in het bos, oké?”
Ik knikte en liep over het pad in het woud. Ik zocht stinkende gouwe of agrimonie, of eender welk ander kruid om wonden mee te verzorgen. Onderweg ritste ik wat weegbree mee.
Onder één boom groeiden tientallen kruiden. Het was als magie. Alle bomen rond me stonden op kale grond, enkel die ene, dikke boom was omringt met alle soorten kruiden. De zon kwam enkel op die plaats door het gebladerte heen. Het zorgde voor een mooi tafereel van licht in het donkere bos. Ik bukte me om agrimonie te plukken en enkele blaadjes van stinkende gouwe. Ik stond recht en draaide me langzaam om.
Aeneas stond pal voor me, zijn neus raakte bijna de mijne en ik voelde zijn warme adem op mijn wangen. Zijn gezicht stond strak en hij sprak geen woord
Niet-begrijpend en stil keek ik hem aan. De zon scheen op zijn krullen, wat ervoor zorgde dat hij er als een engel uitzag. In zijn ogen stond verdriet te lezen, maar ze bevatten ook een soort hardheid. Hij balde zijn vuisten zuchtte diep. Hij duwde me plots in zijn armen en kuste me hevig. Het was geen kus zoals lang geleden, met Kjartán. Het was niet magisch en liefdevol, vol passie, maar hard en pijnlijk. Hard, maar ergens ook toch een beetje hartstochtelijk. Ik was even te zwak onder zijn omhelzing maar verzette me daarna hevig. Hij liet me bruusk los en stond stil.
Zijn lippen vormden de woorden: vergeef me.
Ik liep weg, overstuur maar niet huilend. Wat verderop ging ik zitten tussen de wortels van een eik. Het leek dat de eik hetzelfde fluisterde, ofwel was het slechts mijn geest die vertroebelde en krankzinnig werd.
Het was dan dat de tranen kwamen. In de verte snikte iemand mee. “Nu tevreden, koning?!” schreeuwde een stem. Ik wist eerst niet eens wiens stem het was, omdat hij vervormd van woede was. Het was Aeneas’ stem. De bomen huilden mee.
Ik snapte er niets van. Wat was er net gebeurd? Aeneas had me niet gekust omdat hij me wilde kussen, dat kon toch bijna niet? Ik had bijna medelijden met hem, maar waarom wist ik niet. Er was iets vreemds aan de hand, met iedereen en overal. Ik moest dringend in het boek verder lezen.
De dag erop kwam een postkoets. Hij had weer nieuws. De moeder van Aeneas was gestorven. Ze was in de boomgaard gevonden, meer wisten we niet.
Mijn hart vulde zich vol verdriet. Er was iets aan de hand. Dit moest stoppen.
Aeneas kwam niet meer langs om afscheid te nemen. Toen ik ’s avonds mijn jurk uittrok, vond ik in het zakje ervan een klein briefje.
Daarop stond met een sierlijk handschrift geschreven:
Lees het. Lees het boek en begrijp het, de tijd dringt.
Ik wist wat me te doen stond die dag. Aeneas zat duidelijk ook al in het spel verwikkeld. Het was een wreed spelletje.
Ik liep naar mijn kamer en las bij iedere avondschemering en ochtenddouw, terwijl Isouria nog vredig sliep. Hoe meer ik las, hoe meer ik begreep. Het boek legde me alles uit. Kjártan legde me alles uit.
“Je vriend Aeneas werd onder dwang gehouden. Als hij jou niet tot de zijne kon maken, als hij je niet zo zou kussen, zou zijn moeder sterven. Darwin zal alles en iedereen op het spel zetten om je weg te houden van mij en de Verborgen Wereld. Waarom? Ik kan het je niet zeker vertellen, maar ik denk dat jij een sterke kracht hebt, één dat hem zou kunnen vernietigen. Misschien wil hij je weghouden omdat je in staat bent alles te doen voor mij en Isouria. Want let op, hij kan haar nu elk moment komen halen. Hij probeerde het al eerder, en hij probeerde jou ook te verleiden. Mensen zijn makkelijk te manipuleren. Je moet beter op je zus letten.”
Ik keek naar Isouria die vredig als een engel lag te slapen.
Ik dacht na. Hij probeerde me te verleiden? Darwin Dashwood in hoogsteigen persoon?
“Hij is jaloers op me. Hij wil niet dat ik gelukkig ben. Zijn vader, Conor Dashwood, is degene die mijn vorige geliefde, Helena, heeft vermoord in een oneerlijk duel. Darwin zal koste wat het kost zijn werk verder zetten. Ik vraag je slechts één ding. Red Isouria. Darwin zal je niet kunnen tegenhouden; daarvoor is zijn macht te groot. Maar als Isouria sterk is, kan ze zich verzetten. Zij heeft die macht in haar handen, ze weet het alleen nog niet. Het staat geschreven dat iedere nakomeling van Nikker, de waterelf, aan z’n acht jaar magische krachten zal ontwikkelen. Isouria is nu op die leeftijd. Als ze niet onderwezen word, zal de magie haar beheersen in plaats dat zij de magie beheerst. Daarom zou het goed zijn om haar door Darwin te laten onderwijzen, enkel mag ze zeker niet langer dan een maand bij hem zijn. In die tussentijd moet jij ervoor zorgen dat je bij de Hoge Koning raakt, en geloof me, dat is niet makkelijk. Het zou beter zijn als je nu zou vertrekken, want Darwin zal snel komen. Je hoeft natuurlijk niet. De keuze is aan jou. Ik zal je nu vertellen hoe je de wereld binnenkomt en hoe je bij de Hoge Koning raakt. Ga niet te paard, neem geen metgezellen mee, enkel Lukaï. Lukaï zal je gids zijn. De Geesten van het Woud zullen je op de voet volgen en je helpen daar waar ze kunnen.
Bij nieuwe maan moet je naar de waterval de Bann gaan. Jullie van het Mensenrijk noemen het de Bann, maar hier in het Verborgen Rijk noemt die rivier de Malgar. Eigenlijk is het dus de Malgarwaterval. Jullie zien die waterval normaal als een klein watervalletje, maar bij nieuwe maan veranderd hij in een enorm sterk stromende waterval. Schrik niet, want daar zul je moeten door zwemmen. Of met een vlot, als je daar nog tijd voor hebt. Wanneer je erdoor bent, zul je een poort tegemoetkomen. Naast de poort zal een Brownie staan. Deze kunnen jullie vast vanuit mythen en legendes. Kleine mannetjes met een bruine huid en zwart haar. Ze zijn best aardig, als je geen kwaad in de zin hebt. In de achterflap van dit boek zit een brief. Geef die brief aan de Brownie en zeg dat je in naam van de Hoge Koning komt.”
Ik keek naar de laatste bladzijde van het boek en daar stond iets in een vreemde taal met sierlijke letters geschreven. Snel las ik verder.
“Als je het Verborgen Rijk binnen bent mag je niet treuzelen. Je moet naar het dorpje Maingor niet gaan. Maingor wordt bezet door de ridders van Darwin. Trek door het woud Rilané, blijf ver van de Malgary rivier. Rilané zal je wel aanstaan. In het woud is het nu volop winter. De seizoenen hier zijn heel anders. In het rijk Dubno, waar jij heen moet, is het nu herfst. In Ago Emaran heerst ook de winter, in Murraun de lente en in het duister gedeelte, wat we nooit bij naam noemen, is het nu zomer.
Wanneer je aan de oostkant van Rilané uitkomt, zit je goed. Pas op met wie je praat. Vertrouw niemand, ook al zien sommige wezens er zo betrouwbaar uit. Vertrouw enkel op Lukaï. Hij kent de weg. Ga meer naar het noordoosten, waar de burcht Funne zich bevind. De mensen daar zullen je warm welkom heten en je een escorte aanbieden naar Fainna, het dorp bij de berg. Neem dat aanbod dankbaar aan. In Fainna zullen ze je uitleg geven over hoe je bij de Hoge Koning Edward komt. Het klinkt simpel maar dat is het niet. Hopelijk heb je alles onthouden van wat Eny zei, want ik heb geen tijd om haar woorden te herhalen. Ik moet me melden bij heer Dashwood. Ik ben nu zijn dienaar. Vertrek snel, met Lukaï en het boek. Zorg dat niemand je volgt. Zorg voor jezelf.
Kjartán.”
Mijn adem stokte. Ik moest vertrekken, en wel meteen. Tijd voor een waterdicht plan had ik niet meer. Ik krabbelde snel alle aanwijzingen over de weg op een extra papier. Ik vertrouwde de letters van het boek niet en dacht dat ze misschien weer zouden vervagen. De aanwijzingen waren van levensbelang.
Ik dacht na over wat Eny me vertelt had over vampiers, weerwolven en duistere wezens die je psychologisch aantastten. Een koude rilling gleed over mijn rug.
Maar eerst moest ik nog daar raken. Wat zou ik Georg, moeder en Isouria wijsmaken? Gewoon wegvluchten kon ik niet. Dan zouden ze alles doen om me te vinden. Ik moest wel snel iets bedenken, want ik wist dat het vanavond nieuwe maan was.
Ik kon zeggen dat ik bij Levane en Lucas op de boerderij mocht helpen… maar Georg zou er vast veel te snel achter komen dat het niet zo is. Of ik kon zeggen dat ik zoals Georg op reis wou vertrekken. Ik zou langs Antrim gaan en zo naar Ulster trekken, vanavond nog.
Rose, overmorgen is het pas nieuwe maan. Je reisplan kan dus nog werken.
Lukaï keek me aan. Ik glimlachte en knikte dankbaar.
“Dan zal ik op reis vertrekken, overmorgen. Ik ga nu spreken met moeder.” Mijn beslissing was genomen.
Ik nam een kaart van Ierland en stippelde een zo gezegde reisweg uit. Ik liep naar buiten, waar moeder al in haar schommelstoel zat. Rustig legde ik alles uit.
“Ik wil graag meer zien moeder. Meer dan Antrim, Magherafelt en de landschappen daartussen. Georg deed het ook. Ik zou overmorgen vertrekken, dan ben ik in de lente zeker terug. Ik kan langs de boerderij van Lucas en Levane gaan. Dit is mijn reisweg,”
Ik schuifelde met mijn voeten en toonde haar de kaart. Ik was zo slecht in liegen. Dimple bleef rustig.
“Mijn kind, je broer is zo’n drie jaar ouder en een man. Wat had je gedacht. Natuurlijk kan ik zoiets niet toelaten, zelfs niet met Lukaï bij je.”
Ze gaf de kaart terug, maar zo makkelijk gaf ik niet op.
“Bersch reist met me mee,” het speet me dat ik Bersch, de sympathieke Vorst van de Berken, erbij moest betrekken. Moeder keek me zijdelings aan.
“Bersch?”
“Ja, Bersch. Ik ken hem van volksbals in Magherafelt en van op de markt.” Moeder zuchtte.
“Dan wil ik die jongeman zo snel mogelijk ontmoeten, dan pas kan ik beslissen.” Ik sprong de lucht in van opgewektheid. Nu hoopte ik maar dat ik Bersch kon vinden.
“Ik ga hem halen, te paard.” Moeder knikte en keek me wat raar aan. Misschien was het wel een beetje raar dat ik nu, op dit moment van de dag, zomaar een jongen ging halen die ik had ontmoet tijdens een feest.
Snel ging ik Damien zadelen. Bersch bevond zich meestal pal in het midden van het bos. We reden in een snel tempo en Lukaï liep naast ons.
Ik weet niet of je Bersch zult vinden. Sommigen zijn verbannen uit de mensenwereld door Darwin, zoals Kjartán.
“Bersch!” riep ik zo luid ik kon.
Ik had geluk. Twintig meter verder stond hij. Omdat Damien galoppeerde, moest ik heel plots remmen en viel ik voor Damien en naast Bersch, op de grond. Haastig krabbelde ik overeind. Bersch keek me zwijgend aan. Zijn zwarte haar piekte overal uit zijn kleine staartje en zijn bruine ogen keken me wantrouwig aan. Hij was ontzéttend knap, bedacht ik.
“Rose. Hallo,” zei hij rustig.
“Je hebt mijn hulp nodig. Je moet begrijpen dat geen enkele mens mij mag zien. Darwin zal me vermoorden, maar ik zal het toch moeten doen. Als dat de enige manier is waarop we het Verborgen Rijk kunnen redden en Darwin Dashwood kunnen vernietigen, dan waag ik het er op. Vertel me wat ik moet zeggen tegen je moeder.”
Ik had nog geen woord gesproken. Was Bersch helderziende misschien? Aarzelend begon ik te spreken:
“Als je een antwoord niet weet over waar je heen gaat, volg dan deze kaart. We reizen naar Ulster en passeren daarbij aan de boerderij van mijn vrienden. O ja, wij zijn vrienden en ik heb je ontmoet op een volksbal en op een markt in Magherafelt in de zomer. Aeneas was daar ook bij. Dat is alles wat ik haar vertelde. We vertrekken overmorgen en zijn in de lente terug.”
Hij knikte zwijgend en sprong lenig op Damien. Hij stak zijn hand uit, ik nam die aan en sprong ook op Damien, achter het zadel.
“Ik zal je eerst iets tonen. We moeten toch een eind weg zijn. Je moeder gelooft nooit dat je zó snel rijden kan.”
We reden in een trage galop. Ik greep me goed vast aan Bersch. Behendig stuurde hij mijn paard tussen de bomen door. We kwamen aan bij een fontein, de fontein waar Kjartán me had verteld wie hij werkelijk was. Ik zag alles nog klaar en duidelijk voor me.
“Kjartán heeft je vertelt dat het Duistere stuk van het woud hier begint. Ik verzoek je om hier nooit op je eentje rond te zwerven. Wat Kjartán zei was correct. Kijk naar het noorden. Wat zie je?”
We waren intussen al afgestapt. Ik keek in het rond, naar het bos achter de fontein. Toen ik beter keek, zag ik rare dingen.
“Ik zie dode bomen,” zei ik ademloos. Niet te geloven, alle bomen hadden hun bladeren en leven verloren. Bersch knikte.
“…en mist. Ik kan niet verder dan twintig meter kijken…”
Een rilling gleed over mijn rug. Bersch kwam voor me staan. “Kjartán had geen tijd om meer te vertellen. Ik zal je wat zeggen. De Malgarwaterval is niet de enige poort tot ons Rijk. Dit is de poort voor de Duistere wezens. Elk moment kan je Darwin Dashwood hier tegenkomen. Als je door de mist stapt, vallen jullie – gewone stervelingen,- in de Malgarrivier. Duistere wezens enkel kunnen die rivier oversteken. Weet je wie de moordenaar is die de moeder van Levane en die van Aeneas gedood heeft, samen met nog talloze andere onschuldigen?” Bersch keek me strak aan.
“Ik dacht dat het Darwin was,” antwoordde ik. Bersch knikte. “Dashwood was inderdaad de opdrachtgever van één moord; deze van Aeneas’ moeder.”
“En de anderen?” Ik hield mijn adem op.
“Tja. Als je een Vampier toelating geeft om het mensenrijk te betreden, zal hij niet slechts één dode maken. Hij zal ervan profiteren en zoveel als mogelijk doden. Darwin stuurde de moeder van alle vampiers erop af, de gevaarlijkste en meest gevreesde. Lamia heet ze. Je kan haar de ‘oma’ van Darwin noemen, want zij was het die samen met Nikker het slechtste geslacht ooit ter wereld zette: Dashwood. Omdat Lamia en Nikker beiden magische krachten bezitten, was hun zoon Conor Dashwood een groot magiër. Hij bezat ook het eeuwige leven. Net zoals zijn ouders werd hij verteerd door gevoelens van haat en leefde hij voor de eeuwige wraak. Er was maar één iets dat voor hem misschien ook in zijn nadeel speelde; hij was een halve vampier en moest af en toe mensenbloed drinken. Hij huwde met Maura O’Fennen, een gewone sterfelijke dame, en samen kregen ze een zoon die één vierde vampierbloed in zich had, de helft van de magische krachten van Conor erfde en ook uitzonderlijk lang te leven zou hebben. Die zoon was Darwin. Door een ongelukje stierf Maura O’Fennen kort na de geboorte van hun teergeliefde zoon. Ze stoorde de erg hongerige Conor en hij zoog haar leeg.
Darwin hoeft zich niet te voeden met bloed. Op dit moment is hij wel de machtigste magiër, hoewel het goed mogelijk is dat Isouria nog sterker is. Daarom moet ze opgeleerd worden door Darwin. Hij zal niet beseffen dat ze zich ook tegen hem kan keren, tenminste, als ze daar tot in staat toe is.”
Ik zat nog met een heleboel onbeantwoorde vragen.
“Als Darwin maar voor één vierde magisch bloed in zich heeft, dan heeft Isouria maar voor één achtste magisch bloed. Waarom zou ze dan sterker kunnen zijn?”
Ik liep langs de fontein die niet stroomde en ging op de wit marmeren leuning zitten. Het leek alsof Bersch twijfelde.
“Je moeder was misschien een gewone sterveling, maar dat wil nog niets zeggen. Ik veronderstel dat je Béfind wel kent, één van de drie feeën die pasgeborenen hun gaven geeft en hun lot voorspelt.”
Ik knikte.
“Een oude mythe. Enkel nog de echte Ieren geloven erin.”
Bersch wierp snel een blik op mij.
“Dan zal het niet moeilijk zijn om me te geloven als ik je vertel dat Béfind echt bestaat. Ze is trouwens de grootmoeder van Kjartán en Bebhinn. Maar dat is een ander verhaal. Ze gaf Isouria de gave om machtiger te zijn dan het kwade. Haar lot was om het kwade te overwinnen en verheldering te brengen. Dus zou ze machtiger moeten zijn dan Dashwood. Ze heeft de kracht in haar om hem te vernietigen.”
Dit was fout. Ik kon mijn mond niet houden en zei luidop: “Dus een kind van amper acht jaar moet een groots magiër overtreffen? Mijn zusje is toch helemaal niet zo?!”
“Jawel. En dat zul je moeten accepteren,” zei hij simpelweg. Hij liep naar Damien en sprong er weer op.
“Het is nu tijd.”
Damien vertraagde automatisch wanneer we op het erf aankwamen. Bersch gedroeg zich voorbeeldig. Hij boog voor Georg, moeder en Isouria. Georg keek me vragend aan. Natuurlijk; hij kende Bersch. Daar had ik niet aan gedacht. Maar er was geen andere oplossing.
Moeder overrompelde hem met vragen. Waar zouden we heengaan, hoe oud was hij, en nog te veel andere nutteloze zaken. Na een uur gaf ze met een zucht toe.
Iedereen, inclusief Lukaï, had gespannen zitten luisteren. Ons plan had gewerkt. Ik was blij, maar ook ontzettend bang voor wat komen zou. Wanneer ik terug naar het bos liep met Bersch, riep Georg me. hij liep naar ons toe met een onbegrijpelijk gezicht.
“Wat zijn jullie werkelijk van plan? Ik ben niet blind, en ik zal het te weten komen!” Hij had me bij mijn arm gegrepen en keek me onderzoekend aan. In zijn ogen las ik angst, woede en bezorgdheid. Hij keek ons beurtelings aan. Ik schudde mijn hoofd en bevrijdde me uit zijn greep.
“Dat heb ik al gezegd,” zei ik en maakte aanstalten om verder te lopen. Hij schudde minachtend zijn hoofd en liep weg. Het brak mijn hart om hem zo te zien.
Bersch zei: “We kunnen het je niet vertellen. Het gezin hangt nu af van Rose. Ze moet weg, het is haar lot. Blijf bij het gezin, dan blijven wij bij Rose.”
Georg stopte en knikte kort. Daarna liep hij met snelle passen verder.
Terug thuis maakt ik alles in gereedheid. Dit kon weleens voor eeuwig zijn. Ik was helemaal niet zeker in mijn kansen om te slagen. Ik nam voldoende voedselvoorraad mee. Kruiden voor wonden en blaren, warme kleren, touw, een mes en nog meer handige zaken. In de schuur vond ik iets zeer bruikbaars. Het was een prachtige dolk die door zeer ervaren handen gemaakt moest zijn. Hij was nog goed scherp. Zonder enige twijfel stak ik hem in mijn zak.
Dan brak de dag aan van nieuwe maan. Op mijn gemak nam ik van alles en iedereen afscheid. Ik verborg de angst in mijn hart, maar ik was er zeker van dat Georg mijn angst had gezien. Bersch kwam op het afgesproken tijdstip; na de middag. Het zou te veel opvallen als ik ’s avonds pas zou vertrekken.
We vertrokken in stilte richting bos. Bersch keek trots en vol vertrouwen voor zich uit en sprak geen woord. Wanneer ik met hem en Lukaï het bekende berkenpad verliet, verdween Bersch, zomaar in het niets. We stonden er alleen voor. Maar ik had een veilig en geborgen gevoel, alsof alle Geesten van het Woud over ons waakten. Bovendien was mijn liefste Lukaï bij mij.
Het bos was geurig en vol leven. Vogels fladderden weg naar warmere oorden, bomen wiegden mee op het ritme van de wind. Ik moest dwars door het bos naar het oosten. Ik zou het Matin Lake tegen avondschemering zeker bereikt hebben. Dan moest ik wachten tot middernacht. Ik kreeg rillingen als ik eraan dacht. In onze oude mythologieën stond vermeld dat rare wezens rondzwierven bij dat meer rond middernacht. Riviermensen, meerminnen en anderen. Riviermensen waren zeker niet kwaadaardig. Het waren de meerminnen die ik vreesde. Ze zijn zeker en vast niet van goede wil, en als het zo was dat ik zou moeten zwemmen…
Lukaï stelde me gerust, alleen al met zijn aanwezigheid. Hij liep twee meter voor me uit en leidde me over veilige paden. De bladeren begonnen te vallen. Veel paden waren al onzichtbaar geworden door het dichte bladerdek.
En zo begon de reis die ieders leven zou veranderen.
Ik was nog steeds bang om verder te lezen. Al deze geheimen die ontrafeld waren, het kon bijna niet waar zijn. Als het waar was, dan wist moeder al die tijd al wat ik deed in het Woud.
En dan hadden we Darwin. Wie was hij, wat kon hij en waarom deed hij het? Ik dacht terug aan die avond op Samhain, toen ik een beeld had gekregen van een gitzwart paard met Darwin erop. Het angstgevoel nam mij de adem weg. Wat als het echt Darwin geweest was, maar hij op een of andere manier onzichtbaar was? Toen ik terug naar mijn kamer ging stond Isouria vreemd uit het raam te kijken. Ik kreeg er kippenvel van.
Lucas en Levane kwamen in een kleine koets met een donkerbruin paard ervoor gespannen.
“Dag Levane! Dag Lucas!” riepen Georg en ik in koor. Ik gaf Levane een knuffel en wou haar broer de hand schudden, maar hij nam mij gretig in een stevige omhelzing. Even later kwam ook Aeneas af op zijn paard, die hij achterliet in ons weiland. We legden onze mand met notenbrood, confituur, taart en alle andere benodigdheden in de kleine koets en vertrokken.
Isouria wou bij moeder blijven en moeder wou thuis blijven, dus lieten we hun begaan. Met vijf opeen gepropt in de veel te kleine koets (hij was maar voor twee personen gemaakt) vertrokken we naar het Matin Lake. Het grote meer lag op amper een kwartier van ons huis. We stopten op de open plek naast het bos en laadden alles uit. Levane en ik namen het grote doek en legden het op het vochtige gras.
“Met drie sterke, gezonde en aantrekkelijke kerels bij jullie!” riep Lucas uit.
“Haal je maar niets in je hoofd, broer. Wij laten niet met ons sollen!” We lachten het uit toen hij bijna over zijn eigen voeten struikelde. Hij wierp ons een waarschuwende blik toe.
“Vrees niet, Ladies, ik en Aeneas hebben namelijk voor een verrassing gezorgd, nietwaar?”
Aeneas knikte en haalde een gitaar uit de kofferbak. Lucas haalde zijn altviool te boven.
“Als de dames wat muziek wensen?” Hij grijnsde en boog voor ons. We lachten hem uit, de arme jongeman.
“Ik wil ook wel muziek hoor!” zei mijn broer plots.
“Oké dan, maar voornamelijk voor de dames, lieverd,” zei Lucas tegen mijn broer. Aeneas zat al klaar en begon te spelen. Lucas kwam een poos later in het liedje met zijn altviool. Dat was een bekend liedje! We stonden alle drie recht en begonnen te dansen en te zingen.
Meneer Brow leefde in de bergen
de bergen van Antrim
in de bergen stond een herberg
de herberg van Antrim
Daar dronk Brown, daar dronk hij
het beste bier van de streek
Hij danste en maakte de avond bont
wij dansten mee, ook tijdens de week!
Het liedje ging nog verder maar we konden niet stoppen met lachen en gaven de twee jongens een oorverdovend applaus. Daarna aten we wat. Levane en ik wisselden onze boeken uit en bespraken vanalles en nog wat. Ze hield blijkbaar van tekenen en maakte een erg mooi portret, wat later een plekje zou krijgen in mijn kamer. Lucas, Georg en Aeneas gingen zwemmen in het meer.
“Ik moet je wat vertellen, Rose. Iets wat nog niemand van mijn familie weet.” Ik keek haar aan en knikte.
“Ik kreeg een week geleden een huwelijksaanzoek.”
Mijn mond viel bijna open. Ze praatte snel verder.
“Hij is twintig en een pottenbakker. Hij heeft kastanjebruine ogen en is zo verliefd op me. En ik ben tot over m’n oren verliefd op hem.” Ze straalde van trots. Ik klapte in mijn handen en omhelsde haar.
“Ik, ik ben gewoon sprakeloos!” en dat was ook de waarheid. “Maar… ik ben bang dat vader het nooit goedkeurt… we hebben ook geen geld zie je, en nu moeder…” Ze haakte af en haar adem stokte.
“… nu moeder er niet meer is, zit er in het komende jaar geen huwelijk in denk ik…”
“Levane, ik ken je vader. Hij is streng maar rechtvaardig. Misschien kan je het best gewoon even voorstellen. Wie weet zal hij zelf misschien euforisch zijn, je kan nooit weten…”
Op dat moment kwamen de jongens terug. Lucas zijn voet bloedde en hij leunde met een vertrokken gezicht op Aeneas. Georg vertelde me dat hij zijn voet op een scherpe steen had gezet in het water. Ik liep ernaartoe en hielp hem zitten.
“Rose, jij kan goed met kruiden overweg. Ga er zoeken in het bos, oké?”
Ik knikte en liep over het pad in het woud. Ik zocht stinkende gouwe of agrimonie, of eender welk ander kruid om wonden mee te verzorgen. Onderweg ritste ik wat weegbree mee.
Onder één boom groeiden tientallen kruiden. Het was als magie. Alle bomen rond me stonden op kale grond, enkel die ene, dikke boom was omringt met alle soorten kruiden. De zon kwam enkel op die plaats door het gebladerte heen. Het zorgde voor een mooi tafereel van licht in het donkere bos. Ik bukte me om agrimonie te plukken en enkele blaadjes van stinkende gouwe. Ik stond recht en draaide me langzaam om.
Aeneas stond pal voor me, zijn neus raakte bijna de mijne en ik voelde zijn warme adem op mijn wangen. Zijn gezicht stond strak en hij sprak geen woord
Niet-begrijpend en stil keek ik hem aan. De zon scheen op zijn krullen, wat ervoor zorgde dat hij er als een engel uitzag. In zijn ogen stond verdriet te lezen, maar ze bevatten ook een soort hardheid. Hij balde zijn vuisten zuchtte diep. Hij duwde me plots in zijn armen en kuste me hevig. Het was geen kus zoals lang geleden, met Kjartán. Het was niet magisch en liefdevol, vol passie, maar hard en pijnlijk. Hard, maar ergens ook toch een beetje hartstochtelijk. Ik was even te zwak onder zijn omhelzing maar verzette me daarna hevig. Hij liet me bruusk los en stond stil.
Zijn lippen vormden de woorden: vergeef me.
Ik liep weg, overstuur maar niet huilend. Wat verderop ging ik zitten tussen de wortels van een eik. Het leek dat de eik hetzelfde fluisterde, ofwel was het slechts mijn geest die vertroebelde en krankzinnig werd.
Het was dan dat de tranen kwamen. In de verte snikte iemand mee. “Nu tevreden, koning?!” schreeuwde een stem. Ik wist eerst niet eens wiens stem het was, omdat hij vervormd van woede was. Het was Aeneas’ stem. De bomen huilden mee.
Ik snapte er niets van. Wat was er net gebeurd? Aeneas had me niet gekust omdat hij me wilde kussen, dat kon toch bijna niet? Ik had bijna medelijden met hem, maar waarom wist ik niet. Er was iets vreemds aan de hand, met iedereen en overal. Ik moest dringend in het boek verder lezen.
De dag erop kwam een postkoets. Hij had weer nieuws. De moeder van Aeneas was gestorven. Ze was in de boomgaard gevonden, meer wisten we niet.
Mijn hart vulde zich vol verdriet. Er was iets aan de hand. Dit moest stoppen.
Aeneas kwam niet meer langs om afscheid te nemen. Toen ik ’s avonds mijn jurk uittrok, vond ik in het zakje ervan een klein briefje.
Daarop stond met een sierlijk handschrift geschreven:
Lees het. Lees het boek en begrijp het, de tijd dringt.
Ik wist wat me te doen stond die dag. Aeneas zat duidelijk ook al in het spel verwikkeld. Het was een wreed spelletje.
Ik liep naar mijn kamer en las bij iedere avondschemering en ochtenddouw, terwijl Isouria nog vredig sliep. Hoe meer ik las, hoe meer ik begreep. Het boek legde me alles uit. Kjártan legde me alles uit.
“Je vriend Aeneas werd onder dwang gehouden. Als hij jou niet tot de zijne kon maken, als hij je niet zo zou kussen, zou zijn moeder sterven. Darwin zal alles en iedereen op het spel zetten om je weg te houden van mij en de Verborgen Wereld. Waarom? Ik kan het je niet zeker vertellen, maar ik denk dat jij een sterke kracht hebt, één dat hem zou kunnen vernietigen. Misschien wil hij je weghouden omdat je in staat bent alles te doen voor mij en Isouria. Want let op, hij kan haar nu elk moment komen halen. Hij probeerde het al eerder, en hij probeerde jou ook te verleiden. Mensen zijn makkelijk te manipuleren. Je moet beter op je zus letten.”
Ik keek naar Isouria die vredig als een engel lag te slapen.
Ik dacht na. Hij probeerde me te verleiden? Darwin Dashwood in hoogsteigen persoon?
“Hij is jaloers op me. Hij wil niet dat ik gelukkig ben. Zijn vader, Conor Dashwood, is degene die mijn vorige geliefde, Helena, heeft vermoord in een oneerlijk duel. Darwin zal koste wat het kost zijn werk verder zetten. Ik vraag je slechts één ding. Red Isouria. Darwin zal je niet kunnen tegenhouden; daarvoor is zijn macht te groot. Maar als Isouria sterk is, kan ze zich verzetten. Zij heeft die macht in haar handen, ze weet het alleen nog niet. Het staat geschreven dat iedere nakomeling van Nikker, de waterelf, aan z’n acht jaar magische krachten zal ontwikkelen. Isouria is nu op die leeftijd. Als ze niet onderwezen word, zal de magie haar beheersen in plaats dat zij de magie beheerst. Daarom zou het goed zijn om haar door Darwin te laten onderwijzen, enkel mag ze zeker niet langer dan een maand bij hem zijn. In die tussentijd moet jij ervoor zorgen dat je bij de Hoge Koning raakt, en geloof me, dat is niet makkelijk. Het zou beter zijn als je nu zou vertrekken, want Darwin zal snel komen. Je hoeft natuurlijk niet. De keuze is aan jou. Ik zal je nu vertellen hoe je de wereld binnenkomt en hoe je bij de Hoge Koning raakt. Ga niet te paard, neem geen metgezellen mee, enkel Lukaï. Lukaï zal je gids zijn. De Geesten van het Woud zullen je op de voet volgen en je helpen daar waar ze kunnen.
Bij nieuwe maan moet je naar de waterval de Bann gaan. Jullie van het Mensenrijk noemen het de Bann, maar hier in het Verborgen Rijk noemt die rivier de Malgar. Eigenlijk is het dus de Malgarwaterval. Jullie zien die waterval normaal als een klein watervalletje, maar bij nieuwe maan veranderd hij in een enorm sterk stromende waterval. Schrik niet, want daar zul je moeten door zwemmen. Of met een vlot, als je daar nog tijd voor hebt. Wanneer je erdoor bent, zul je een poort tegemoetkomen. Naast de poort zal een Brownie staan. Deze kunnen jullie vast vanuit mythen en legendes. Kleine mannetjes met een bruine huid en zwart haar. Ze zijn best aardig, als je geen kwaad in de zin hebt. In de achterflap van dit boek zit een brief. Geef die brief aan de Brownie en zeg dat je in naam van de Hoge Koning komt.”
Ik keek naar de laatste bladzijde van het boek en daar stond iets in een vreemde taal met sierlijke letters geschreven. Snel las ik verder.
“Als je het Verborgen Rijk binnen bent mag je niet treuzelen. Je moet naar het dorpje Maingor niet gaan. Maingor wordt bezet door de ridders van Darwin. Trek door het woud Rilané, blijf ver van de Malgary rivier. Rilané zal je wel aanstaan. In het woud is het nu volop winter. De seizoenen hier zijn heel anders. In het rijk Dubno, waar jij heen moet, is het nu herfst. In Ago Emaran heerst ook de winter, in Murraun de lente en in het duister gedeelte, wat we nooit bij naam noemen, is het nu zomer.
Wanneer je aan de oostkant van Rilané uitkomt, zit je goed. Pas op met wie je praat. Vertrouw niemand, ook al zien sommige wezens er zo betrouwbaar uit. Vertrouw enkel op Lukaï. Hij kent de weg. Ga meer naar het noordoosten, waar de burcht Funne zich bevind. De mensen daar zullen je warm welkom heten en je een escorte aanbieden naar Fainna, het dorp bij de berg. Neem dat aanbod dankbaar aan. In Fainna zullen ze je uitleg geven over hoe je bij de Hoge Koning Edward komt. Het klinkt simpel maar dat is het niet. Hopelijk heb je alles onthouden van wat Eny zei, want ik heb geen tijd om haar woorden te herhalen. Ik moet me melden bij heer Dashwood. Ik ben nu zijn dienaar. Vertrek snel, met Lukaï en het boek. Zorg dat niemand je volgt. Zorg voor jezelf.
Kjartán.”
Mijn adem stokte. Ik moest vertrekken, en wel meteen. Tijd voor een waterdicht plan had ik niet meer. Ik krabbelde snel alle aanwijzingen over de weg op een extra papier. Ik vertrouwde de letters van het boek niet en dacht dat ze misschien weer zouden vervagen. De aanwijzingen waren van levensbelang.
Ik dacht na over wat Eny me vertelt had over vampiers, weerwolven en duistere wezens die je psychologisch aantastten. Een koude rilling gleed over mijn rug.
Maar eerst moest ik nog daar raken. Wat zou ik Georg, moeder en Isouria wijsmaken? Gewoon wegvluchten kon ik niet. Dan zouden ze alles doen om me te vinden. Ik moest wel snel iets bedenken, want ik wist dat het vanavond nieuwe maan was.
Ik kon zeggen dat ik bij Levane en Lucas op de boerderij mocht helpen… maar Georg zou er vast veel te snel achter komen dat het niet zo is. Of ik kon zeggen dat ik zoals Georg op reis wou vertrekken. Ik zou langs Antrim gaan en zo naar Ulster trekken, vanavond nog.
Rose, overmorgen is het pas nieuwe maan. Je reisplan kan dus nog werken.
Lukaï keek me aan. Ik glimlachte en knikte dankbaar.
“Dan zal ik op reis vertrekken, overmorgen. Ik ga nu spreken met moeder.” Mijn beslissing was genomen.
Ik nam een kaart van Ierland en stippelde een zo gezegde reisweg uit. Ik liep naar buiten, waar moeder al in haar schommelstoel zat. Rustig legde ik alles uit.
“Ik wil graag meer zien moeder. Meer dan Antrim, Magherafelt en de landschappen daartussen. Georg deed het ook. Ik zou overmorgen vertrekken, dan ben ik in de lente zeker terug. Ik kan langs de boerderij van Lucas en Levane gaan. Dit is mijn reisweg,”
Ik schuifelde met mijn voeten en toonde haar de kaart. Ik was zo slecht in liegen. Dimple bleef rustig.
“Mijn kind, je broer is zo’n drie jaar ouder en een man. Wat had je gedacht. Natuurlijk kan ik zoiets niet toelaten, zelfs niet met Lukaï bij je.”
Ze gaf de kaart terug, maar zo makkelijk gaf ik niet op.
“Bersch reist met me mee,” het speet me dat ik Bersch, de sympathieke Vorst van de Berken, erbij moest betrekken. Moeder keek me zijdelings aan.
“Bersch?”
“Ja, Bersch. Ik ken hem van volksbals in Magherafelt en van op de markt.” Moeder zuchtte.
“Dan wil ik die jongeman zo snel mogelijk ontmoeten, dan pas kan ik beslissen.” Ik sprong de lucht in van opgewektheid. Nu hoopte ik maar dat ik Bersch kon vinden.
“Ik ga hem halen, te paard.” Moeder knikte en keek me wat raar aan. Misschien was het wel een beetje raar dat ik nu, op dit moment van de dag, zomaar een jongen ging halen die ik had ontmoet tijdens een feest.
Snel ging ik Damien zadelen. Bersch bevond zich meestal pal in het midden van het bos. We reden in een snel tempo en Lukaï liep naast ons.
Ik weet niet of je Bersch zult vinden. Sommigen zijn verbannen uit de mensenwereld door Darwin, zoals Kjartán.
“Bersch!” riep ik zo luid ik kon.
Ik had geluk. Twintig meter verder stond hij. Omdat Damien galoppeerde, moest ik heel plots remmen en viel ik voor Damien en naast Bersch, op de grond. Haastig krabbelde ik overeind. Bersch keek me zwijgend aan. Zijn zwarte haar piekte overal uit zijn kleine staartje en zijn bruine ogen keken me wantrouwig aan. Hij was ontzéttend knap, bedacht ik.
“Rose. Hallo,” zei hij rustig.
“Je hebt mijn hulp nodig. Je moet begrijpen dat geen enkele mens mij mag zien. Darwin zal me vermoorden, maar ik zal het toch moeten doen. Als dat de enige manier is waarop we het Verborgen Rijk kunnen redden en Darwin Dashwood kunnen vernietigen, dan waag ik het er op. Vertel me wat ik moet zeggen tegen je moeder.”
Ik had nog geen woord gesproken. Was Bersch helderziende misschien? Aarzelend begon ik te spreken:
“Als je een antwoord niet weet over waar je heen gaat, volg dan deze kaart. We reizen naar Ulster en passeren daarbij aan de boerderij van mijn vrienden. O ja, wij zijn vrienden en ik heb je ontmoet op een volksbal en op een markt in Magherafelt in de zomer. Aeneas was daar ook bij. Dat is alles wat ik haar vertelde. We vertrekken overmorgen en zijn in de lente terug.”
Hij knikte zwijgend en sprong lenig op Damien. Hij stak zijn hand uit, ik nam die aan en sprong ook op Damien, achter het zadel.
“Ik zal je eerst iets tonen. We moeten toch een eind weg zijn. Je moeder gelooft nooit dat je zó snel rijden kan.”
We reden in een trage galop. Ik greep me goed vast aan Bersch. Behendig stuurde hij mijn paard tussen de bomen door. We kwamen aan bij een fontein, de fontein waar Kjartán me had verteld wie hij werkelijk was. Ik zag alles nog klaar en duidelijk voor me.
“Kjartán heeft je vertelt dat het Duistere stuk van het woud hier begint. Ik verzoek je om hier nooit op je eentje rond te zwerven. Wat Kjartán zei was correct. Kijk naar het noorden. Wat zie je?”
We waren intussen al afgestapt. Ik keek in het rond, naar het bos achter de fontein. Toen ik beter keek, zag ik rare dingen.
“Ik zie dode bomen,” zei ik ademloos. Niet te geloven, alle bomen hadden hun bladeren en leven verloren. Bersch knikte.
“…en mist. Ik kan niet verder dan twintig meter kijken…”
Een rilling gleed over mijn rug. Bersch kwam voor me staan. “Kjartán had geen tijd om meer te vertellen. Ik zal je wat zeggen. De Malgarwaterval is niet de enige poort tot ons Rijk. Dit is de poort voor de Duistere wezens. Elk moment kan je Darwin Dashwood hier tegenkomen. Als je door de mist stapt, vallen jullie – gewone stervelingen,- in de Malgarrivier. Duistere wezens enkel kunnen die rivier oversteken. Weet je wie de moordenaar is die de moeder van Levane en die van Aeneas gedood heeft, samen met nog talloze andere onschuldigen?” Bersch keek me strak aan.
“Ik dacht dat het Darwin was,” antwoordde ik. Bersch knikte. “Dashwood was inderdaad de opdrachtgever van één moord; deze van Aeneas’ moeder.”
“En de anderen?” Ik hield mijn adem op.
“Tja. Als je een Vampier toelating geeft om het mensenrijk te betreden, zal hij niet slechts één dode maken. Hij zal ervan profiteren en zoveel als mogelijk doden. Darwin stuurde de moeder van alle vampiers erop af, de gevaarlijkste en meest gevreesde. Lamia heet ze. Je kan haar de ‘oma’ van Darwin noemen, want zij was het die samen met Nikker het slechtste geslacht ooit ter wereld zette: Dashwood. Omdat Lamia en Nikker beiden magische krachten bezitten, was hun zoon Conor Dashwood een groot magiër. Hij bezat ook het eeuwige leven. Net zoals zijn ouders werd hij verteerd door gevoelens van haat en leefde hij voor de eeuwige wraak. Er was maar één iets dat voor hem misschien ook in zijn nadeel speelde; hij was een halve vampier en moest af en toe mensenbloed drinken. Hij huwde met Maura O’Fennen, een gewone sterfelijke dame, en samen kregen ze een zoon die één vierde vampierbloed in zich had, de helft van de magische krachten van Conor erfde en ook uitzonderlijk lang te leven zou hebben. Die zoon was Darwin. Door een ongelukje stierf Maura O’Fennen kort na de geboorte van hun teergeliefde zoon. Ze stoorde de erg hongerige Conor en hij zoog haar leeg.
Darwin hoeft zich niet te voeden met bloed. Op dit moment is hij wel de machtigste magiër, hoewel het goed mogelijk is dat Isouria nog sterker is. Daarom moet ze opgeleerd worden door Darwin. Hij zal niet beseffen dat ze zich ook tegen hem kan keren, tenminste, als ze daar tot in staat toe is.”
Ik zat nog met een heleboel onbeantwoorde vragen.
“Als Darwin maar voor één vierde magisch bloed in zich heeft, dan heeft Isouria maar voor één achtste magisch bloed. Waarom zou ze dan sterker kunnen zijn?”
Ik liep langs de fontein die niet stroomde en ging op de wit marmeren leuning zitten. Het leek alsof Bersch twijfelde.
“Je moeder was misschien een gewone sterveling, maar dat wil nog niets zeggen. Ik veronderstel dat je Béfind wel kent, één van de drie feeën die pasgeborenen hun gaven geeft en hun lot voorspelt.”
Ik knikte.
“Een oude mythe. Enkel nog de echte Ieren geloven erin.”
Bersch wierp snel een blik op mij.
“Dan zal het niet moeilijk zijn om me te geloven als ik je vertel dat Béfind echt bestaat. Ze is trouwens de grootmoeder van Kjartán en Bebhinn. Maar dat is een ander verhaal. Ze gaf Isouria de gave om machtiger te zijn dan het kwade. Haar lot was om het kwade te overwinnen en verheldering te brengen. Dus zou ze machtiger moeten zijn dan Dashwood. Ze heeft de kracht in haar om hem te vernietigen.”
Dit was fout. Ik kon mijn mond niet houden en zei luidop: “Dus een kind van amper acht jaar moet een groots magiër overtreffen? Mijn zusje is toch helemaal niet zo?!”
“Jawel. En dat zul je moeten accepteren,” zei hij simpelweg. Hij liep naar Damien en sprong er weer op.
“Het is nu tijd.”
Damien vertraagde automatisch wanneer we op het erf aankwamen. Bersch gedroeg zich voorbeeldig. Hij boog voor Georg, moeder en Isouria. Georg keek me vragend aan. Natuurlijk; hij kende Bersch. Daar had ik niet aan gedacht. Maar er was geen andere oplossing.
Moeder overrompelde hem met vragen. Waar zouden we heengaan, hoe oud was hij, en nog te veel andere nutteloze zaken. Na een uur gaf ze met een zucht toe.
Iedereen, inclusief Lukaï, had gespannen zitten luisteren. Ons plan had gewerkt. Ik was blij, maar ook ontzettend bang voor wat komen zou. Wanneer ik terug naar het bos liep met Bersch, riep Georg me. hij liep naar ons toe met een onbegrijpelijk gezicht.
“Wat zijn jullie werkelijk van plan? Ik ben niet blind, en ik zal het te weten komen!” Hij had me bij mijn arm gegrepen en keek me onderzoekend aan. In zijn ogen las ik angst, woede en bezorgdheid. Hij keek ons beurtelings aan. Ik schudde mijn hoofd en bevrijdde me uit zijn greep.
“Dat heb ik al gezegd,” zei ik en maakte aanstalten om verder te lopen. Hij schudde minachtend zijn hoofd en liep weg. Het brak mijn hart om hem zo te zien.
Bersch zei: “We kunnen het je niet vertellen. Het gezin hangt nu af van Rose. Ze moet weg, het is haar lot. Blijf bij het gezin, dan blijven wij bij Rose.”
Georg stopte en knikte kort. Daarna liep hij met snelle passen verder.
Terug thuis maakt ik alles in gereedheid. Dit kon weleens voor eeuwig zijn. Ik was helemaal niet zeker in mijn kansen om te slagen. Ik nam voldoende voedselvoorraad mee. Kruiden voor wonden en blaren, warme kleren, touw, een mes en nog meer handige zaken. In de schuur vond ik iets zeer bruikbaars. Het was een prachtige dolk die door zeer ervaren handen gemaakt moest zijn. Hij was nog goed scherp. Zonder enige twijfel stak ik hem in mijn zak.
Dan brak de dag aan van nieuwe maan. Op mijn gemak nam ik van alles en iedereen afscheid. Ik verborg de angst in mijn hart, maar ik was er zeker van dat Georg mijn angst had gezien. Bersch kwam op het afgesproken tijdstip; na de middag. Het zou te veel opvallen als ik ’s avonds pas zou vertrekken.
We vertrokken in stilte richting bos. Bersch keek trots en vol vertrouwen voor zich uit en sprak geen woord. Wanneer ik met hem en Lukaï het bekende berkenpad verliet, verdween Bersch, zomaar in het niets. We stonden er alleen voor. Maar ik had een veilig en geborgen gevoel, alsof alle Geesten van het Woud over ons waakten. Bovendien was mijn liefste Lukaï bij mij.
Het bos was geurig en vol leven. Vogels fladderden weg naar warmere oorden, bomen wiegden mee op het ritme van de wind. Ik moest dwars door het bos naar het oosten. Ik zou het Matin Lake tegen avondschemering zeker bereikt hebben. Dan moest ik wachten tot middernacht. Ik kreeg rillingen als ik eraan dacht. In onze oude mythologieën stond vermeld dat rare wezens rondzwierven bij dat meer rond middernacht. Riviermensen, meerminnen en anderen. Riviermensen waren zeker niet kwaadaardig. Het waren de meerminnen die ik vreesde. Ze zijn zeker en vast niet van goede wil, en als het zo was dat ik zou moeten zwemmen…
Lukaï stelde me gerust, alleen al met zijn aanwezigheid. Hij liep twee meter voor me uit en leidde me over veilige paden. De bladeren begonnen te vallen. Veel paden waren al onzichtbaar geworden door het dichte bladerdek.
En zo begon de reis die ieders leven zou veranderen.